In de nasleep van een opstand in 1581 tegen Spanje, dreef het conflict veel van de kooplieden en ambachtslieden van Antwerpen en Brussel naar het noorden naar de nieuw opgerichte Nederlandse Republiek, zelfs terwijl protestantse immigranten uit andere delen van het Spaanse rijk naar het noorden stroomden, waardoor veel Nederlandse steden twee keer zo groot werden gedurende een korte periode van tijd. Veel van deze immigranten hadden geld om te investeren, de hoge werkethiek die typerend is voor Noord-Europese protestanten en de aanzienlijke vaardigheden als ambachtslieden en ambachtslieden. Tegen het begin van de 17e eeuw was de Nederlandse Republiek een van de rijkste landen van Europa met Amsterdam als belangrijkste stad. Dit tijdperk zag de snelle oprichting van de Nederlandse diamantindustrie en een beurs die de oprichting van de enorm succesvolle Nederlandse Oost-Indische Compagnie (met een Nederlandse West-Indische Compagnie na twintig jaar later) financierde.
In deze omgeving kwam de tulp. In die tijd was de bloem nog relatief zeldzaam en zijn meest uitgekozen vorm, de subtiel gestreepte en bonte gebroken tulpen die zo bekend waren bij Nederlandse schilderijen, raakte geobsedeerd door mensen op alle niveaus van de Nederlandse samenleving.
In eerste instantie lijkt deze obsessie verrassend. De Nederlanders waren calvinisten, kooplieden en handelaren verpakt in een klein land waar land voor huizen en tuinen zo duur was dat onroerend goed in Amsterdam werd belast door de breedte van de grachtgevel. Maar de 17e-eeuwse Nederlanders behoorden ook tot de rijkste mensen op aarde. Ze zochten naar manieren om hun rijkdom te tonen en te vergroten. De tulp werd het verrassende voertuig voor deze dubbele ambities.
De tulpengekte groeide langzaam, beginnend bij een handvol late 16de-eeuwse geleerden en kenners, die de “gebroken” tulp boven alle anderen waardeerden. Na verloop van tijd kwamen professionele telers tussenbeide, gevolgd door tussenpersonen die vaak bollen kochten en verkochten zonder ze ooit te zien bloeien. Uiteindelijk begonnen speculanten, meestal bloemisten genoemd, veel ambachtslieden uit de middenklasse, boeren en handelaars, elkaar te ontmoeten in tavernes in heel de Nederlandse Republiek. De meesten gaven niets om de bloemen zelf, de bloembollen kopen en verkopen volgens het model van de nieuwe futuresmarkten die zijn vastgesteld voor de graanverkoop in Amsterdam. Bloemisten wilden gewoon rijk worden. . . en snel. Hun levendige handel, gevoed door tabak en alcohol, verhoogde de prijzen in een waanzinnige marktboom. Tegen het midden van de jaren 1630 leek bijna iedereen met geld te sparen bereid het op de tulpenmarkt te riskeren. Prijzen escaleerden exponentieel. Een enkele bol die op een dag voor 46 gulden werd verkocht, veranderde een maand later in 515 van hand, terwijl een andere in dezelfde periode steeg van 95 naar 900 gulden.
Tulipmania bereikte een hoogtepunt in de vroege winter van 1637, met een veiling in Alkmaar ten voordele van de weeskinderen van de voormalige plaatselijke herbergier en tulpenspeculator, Wouter Bartelmiesz. Het voorgaande jaar kostte een enkele bol van Semper Augustus, de kostbaarste tulp aller tijden, meer dan een weelderig huis aan het grootste kanaal van Amsterdam. De gemiddelde prijs per bol die in Alkmaar werd betaald (die NIET de waardevolste tulpen van die tijd omvatte) zou twee jaar een meester-timmerman in dienst hebben gehad, met de zeldzaamste veel hogere prijzen.
Vóór de veiling in Alkmaar vertoonde de tulpenmarkt al tekenen van spanning. Op een dag bood een bloemist in een herberg in Haarlem een aantal bollen aan tegen een redelijke prijs. Er waren geen afnemers. Hij verlaagde de prijs een beetje, nog steeds geen bieders. Hij verlaagde zijn prijs opnieuw, nog zonder resultaat. De crash was begonnen. Plots waren de verkopers in de republiek veel groter dan het aantal kopers en de markt begon in te storten. Medio februari werd de tulpenhandel opgeschort en tegen juni weigerden rechtbanken zelfs zaken te horen die te maken hadden met de fantastische bloemen. De tulp raakte zo ontmoedigd dat een prominente botanicus de bloemen zag slaan toen hij ze tegenkwam in Leiden, de locatie van de beroemde tuin van Clusius.
De plantkunde van tulpen ondersteunde de boog van boom en buste. De gebroken tulpen die Nederlandse verzamelaars en speculanten zo waarderen, kunnen niet in grote hoeveelheden uit zaad worden geteeld. In plaats daarvan moeten ze worden gepropageerd door bolverdeling. Dit proces bouwt exponentieel een gezonde bollenvoorraad op, maar levert slechts kleine stijgingen op voor de zieke bollen die Nederlandse schatten produceerden zoals Semper Augustus of Viceroy. Desalniettemin waren zelfs de zeldzaamste lampen na verloop van tijd algemener geworden, een factor die ook de prijsdaling ondersteunde.